Waar op landgoederen niet zoveel ruimte was om uitgebreide bossen aan te leggen, zoals hier, had de landschapsarchitect een heel aantal foefjes tot zijn beschikking. In periode waarin dit stuk van het landgoed aangelegd is: de romantiek, hield men van de puurheid van de natuur; men wilde er wel eeuwig in ronddwalen. In zo'n klein stukje bos als hier lukte dat niet, vandaar dat de paden expres slingerend zijn aangelegd. Zo kun je aan het begin van het pad, het einde nog niet zien. En tijdens de wandeling zie je recht voor je steeds een nieuw stuk natuur. Dat was één van de stijlmiddelen van de landschapsarchitect.