Als water bij eb en vloed stroomt of bij hevige storm op een dijklichaam botsen wordt er altijd zand weggespoeld. Daarom ligt er versteviging aan de basis van de dijk en ook onder water. De polderzijde van een dijk heeft dat niet. Hoe ver deze versteviging van de voet van de dijk en van de zeebodem ervoor moet doorlopen, kun je meten in een schaalmodel.
Bij het sluiten van zeegaten treedt een ander probleem op. Door een steeds nauwer wordende opening moet een heleboel water heen en weer. Dit veroorzaakt draaikolken in het water achter de dijk. Juist draaikolken zorgen ervoor dat er zand van de bodem loskomt. Hoeveel en welk materiaal op de bodem moet liggen, meet je in een model. Hier kan aan beide zijden water worden ingelaten of uitgelaten. Zo zijn de getijden en eventuele watertoevoer door een rivier na te bootsen. Je krijgt uiteindelijk te zien hoe in dit kunstmatige systeem de zandverplaatsing zich zal gedragen.
Bij het sluiten van zeegaten treedt een ander probleem op. Door een steeds nauwer wordende opening moet een heleboel water heen en weer. Dit veroorzaakt draaikolken in het water achter de dijk. Juist draaikolken zorgen ervoor dat er zand van de bodem loskomt. Hoeveel en welk materiaal op de bodem moet liggen, meet je in een model. Hier kan aan beide zijden water worden ingelaten of uitgelaten. Zo zijn de getijden en eventuele watertoevoer door een rivier na te bootsen. Je krijgt uiteindelijk te zien hoe in dit kunstmatige systeem de zandverplaatsing zich zal gedragen.